Hoezo domme pech?
De Amerikaanse auteurs Bert Vogelstein en Cristian Tomasetti noemen het in hun artikel in Science van 2 januari 2015 ‘bad luck’. Alle vormen van kanker worden veroorzaakt door een combinatie van pech, omgevingsfactoren en erfelijkheid, zeggen ze. We kennen bijna allemaal wel iemand die rookt als een schoorsteen, en desondanks in goede gezondheid heel oud wordt. Die zal wel goede genen hebben, zeggen we dan, maar eigenlijk heeft zo iemand heel veel geluk. Als er mensen zijn die pech hebben, betekent dat tegelijkertijd dat er andere mensen zijn die geluk hebben.
Longkanker behoort tot de vormen van kanker waarvan vaststaat dat ze vaak veroorzaakt worden door omgevingsfactoren, in dit geval roken of het inademen van asbestvezels. Toch gebeurt het dat mensen die nooit gerookt hebben en ook niet met asbest hebben gewerkt, wel longkanker krijgen. Die mensen hebben gewoon pech.
Vogelstein en Tomasetti kwamen tot hun conclusies na een literatuuronderzoek naar het aantal stamceldelingen tijdens een gemiddeld mensenleven in 31 soorten menselijk weefsel. Deze informatie combineerden ze met statistieken over hoe vaak kanker voorkomt in diezelfde weefsels. Ze gebruikten de gegevens voor de Verenigde Staten.
Vogelstein en Tomasetti hebben een statistisch model gemaakt dat uitwijst dat vijfenzestig procent van de gevallen van kanker bij volwassenen wordt veroorzaakt door toevallige mutaties die ontstaan in het DNA wanneer stamcellen delen. Het kan gebeuren dat zo’n mutatie kanker de kans geeft om te gaan woekeren.
Hoe meer celdelingen, hoe meer foutjes, en hoe meer foutjes, hoe meer kans dat er een fout ontstaat die kanker een kans geeft. Dat betekent natuurlijk dat het risico steeds groter wordt bij het stijgen der jaren, wat uiteraard weer niet betekent dat je niet extra pech kunt hebben en al jong kanker kunt krijgen.
Vijfendertig procent van de soorten kanker komt vaker voor dan wordt voorspeld door het aantal stamceldelingen. Deze extra gevallen worden dus veroorzaakt door omgevingsfactoren en erfelijkheid. Uit de studie komt naar voren dat de stamcellen in dikkedarmweefsel vier keer zo vaak delen als stamcellen in dunnedarmweefsel. Dikkedarmkanker komt bij mensen dan ook veel vaker voor dan dunnedarmkanker. Bij muizen, die veel gebruikt worden in medisch onderzoek, ligt dat interessant genoeg net andersom; ze hebben meer stamceldelingen in de dunne darm en krijgen dan ook vaker dunnedarmkanker dan dikkedarmkanker.