De keuze voor chemotherapie

Het gebruik van medicijnen tegen kanker, nu meestal chemotherapie genoemd, dateert pas van na de Tweede Wereldoorlog. Tijdens die oorlog ontdekte men na een ongeluk met mosterdgasbommen dat de slachtoffers nog maar heel weinig witte bloedlichaampjes hadden. Daarom werd mosterdgas ingezet tegen leukemie. Dat werkte, maar helaas maar voor korte tijd.

Ongeveer tegelijkertijd ontdekte men de groep medicijnen waar methotrexaat bij hoort, die werkten bij kinderleukemie. Na deze bemoedigende resultaten bij kanker van het bloed, werd in 1958 de eerste tumor genezen door methotrexaat aan te wenden tegen de zeldzame kanker van de placenta. Toch was men vrij pessimistisch over de mogelijkheden om kanker met medicijnen te bestrijden. In de jaren zestig bestond de oncologie nog niet als medisch specialisme. De doorbraak kwam in 1965 toen men een combinatie van verschillende medicijnen begon in te zetten; dit bleek kanker te kunnen genezen. In de jaren zeventig begon men chemotherapie te gebruiken om het effect van operaties en bestraling te ondersteunen. Dit wordt adjuvante therapie genoemd.